Guido d'Arezzo

Geniale vondst

Iedereen heeft wel eens noten en bladmuziek gezien. De vijf bekende zwarte lijntjes met daarop dansende noten. Veel mensen vinden het er ingewikkeld uitzien, maar als je weet hoe je het moet lezen, zie je de structuur en de betekenis. Precies zoals met het gewone letterschrift dat we dagelijks gebruiken. Muzieknotatie is al heel oud. Het is ontstaan in de middeleeuwen. De Italiaanse Benedictijner monnik Guido d’Arezzo wordt gezien als de belangrijkste grondlegger van het muziekschrift. Deze Guido genoot een opleiding in de abdij van Pomposa. Tijdens de lessen waar de monniken de Gregoriaanse liederen leerden, ontdekte hij dat veel monniken last hadden om de toonhoogten van deze liederen te onthouden. Omdat hij zichzelf en de andere zangers houvast wilde bieden bij het leren van de ingewikkelde liederen en psalmen, verzon hij een notenbalk waardoor het makkelijker werd om deze muziekstukken te leren. Guido van Arezzo had talent voor muziek en werd aangesteld als muziekdocent in de kathedraal St. Donatus rond het jaar 1025.

Hier verbeterde hij zijn lesmethode en muzieknotatie. Zijn ideeën schreef hij op on zijn muziekleerboek “Micrologus”. Deze notatie was zo helder en overzichtelijk dat dit boek het meest uitgedragen muziekboek van de middeleeuwen werd. d’Arezzo ontwikkelde, met zijn systeem om muziek te noteren op papier, de eerste bladmuziek. In de loop van de tijd is zijn systeem veranderd en uitgebreid, maar het idee om de duur van de noten, toonhoogtes en uitvoeringspraktijk van de muziek vast te leggen was een geniale vondst. 

Do-re-mi-fa-sol-la-si

In de middeleeuwen werden met name in de kerk veel hymnes gebruikt. Een hymne is een lofzang over een bepaald onderwerp. In de middeleeuwen werden deze lofzangen vaak gebruikt om een geestelijke of heilige te eren. Een zeer bekende hymne uit de tijd dat Guido d’Arezzo leefde was; Ut queant laxis, een ode aan Sint Johannes.

Het was deze hymne die Guido gebruikte om zijn methode te ontwikkelen. Bij deze hymne begint iedere regel een secunde hoger dan de regel ervoor. Ofwel de noten lopen op. Guido wilde deze secundes noteren zodat ze eenvoudig over te dragen zijn naar een andere hymne of lied. Hiervoor gebruikte hij de beginlettergrepen uit de hymne. Deze vormen samen de reeks; ut-re-mi-fa-sol-la. In de negentiende eeuw werden de beginletters van de hymne ‘Sancte Ioannes’ toegevoegd aan de reeks en zo ontstond ook de klank si. Ut werd vervangen door ‘do’, waarschijnlijk omdat deze de beginletters zijn van het woord ‘Dominus’ wat heer betekend. Daarnaast is de klank ‘do’ makkelijker te dingen dan de klank ‘ut’.  In het tweede deel van de twintigste eeuw werd ‘sol’ vervangen door ‘so’ en ‘si’ door ‘ti’. Nu was de reeks consequent en waren alle beginletters anders. Deze aanpassingen op de reeks van d’Arezzo maken de overbekende toonladder; do-re-mi-fa-so-la-ti, welke nog steeds gebuikt wordt in de hedendaagse zanglessen.  

Wil jij ook noten leren lezen?

Geef je dan nu op voor muzieklessen bij Pedro of Paul. Voor dat je het weet kun je niet alleen noten lezen, maar ze ook spelen op een piano of keyboard. Door noten te leren lezen, gaat de muziekwereld voor je open. Ieder muziekstuk opent haar geheimen voor je en zo kun je ieder liedje leren spelen dat je wilt. 

Reactie schrijven

Commentaren: 0